Artikel uit H2O-Actueel (uitgave van KNW, het Koninklijk Nederlands Waternetwerk) dd 5-10-2022.
De drie organisaties bestempelen de situatie van de natuur aan het eind van de zomer als kritiek. De natuur is weliswaar veerkrachtig maar op veel plekken is nu sprake van onherstelbare schade voor flora en fauna. Dat geldt vooral op de hogere zandgronden in kwetsbare beek- en vensystemen en ook in veengebieden.
Belangrijke oorzaken zijn de historisch lage waterstanden van de rivieren van deze zomer en de voor de natuur gevaarlijke lage grondwaterstanden. Het als ongebreideld omschreven grondwatergebruik nam verder toe, wat de droogte voor natuur verergert. Dat blijkt uit de vorige week verschenen terugblik op de droogte van 2022, die gebaseerd is op een inventarisatie onder boswachters.
Meerdere tegenslagen die elkaar versterken
De toestand wordt voor de natuur ook steeds problematischer, stellen Natuurmonumenten, LandschappenNL en het Wereld Natuur Fonds. Periodes van extreme droogte treden vaker op en duren langer door de klimaatverandering. Ook heeft de natuur zich nog niet overal kunnen herstellen van de droge jaren 2018, 2019 en 2020.
Deze droogte-effecten komen bovenop problemen als stikstof, structurele verdroging en een slechte waterkwaliteit. De tegenslagen versterken elkaar. Op lange termijn valt dit moeilijk te herstellen, wordt opgemerkt.
‘Dramatische’ droogte-effecten op hoge zandgronden
Kwetsbare ecosystemen zijn dit jaar verder in de gevarenzone gekomen. In de inventarisatie wordt gesproken over dramatische droogte-effecten op de hoge zandgronden. Op grote schaal stonden kwetsbare vennen en beeksystemen droog.
In de bossen neemt de sterfte van bomen toe, signaleren boswachters. Voor veel al verzwakte bomen betekent de droogte van deze zomer de genadeklap. Dit geldt voor naaldbomen als de fijnspar en voor loofbomen als beuken en eiken.
Heide sterft lokaal af, deels veroorzaakt door de plaagsoort heidehaantje. Vooral jonge heideplanten redden het niet waardoor heide zich niet meer kan herstellen. Daarentegen doen sommige kruidensoorten het goed, ten opzichte van grassen. Voor bijzondere waterplanten is er te weinig water, zoals voor de beschermde drijvende waterweegbree in Brabant.
Veel sterfte onder vissen
Het wegvallen van water had direct effect op het waterleven. De droogte is volgens de inventarisatie funest voor visstanden. Zeldzame vissoorten konden door droogval en lage waterstanden moeilijk migreren of gingen dood, wat tot plaatselijk uitsterven kan leiden. Hierdoor komen de beekprik en de aal verder onder druk te staan, terwijl in de Roer minder optrekkende zalmen zijn waargenomen. Er werden diverse reddingsacties voor vissen opgezet.
Door de droogte worden amfibieën als de knoflookpad en kamsalamander in hun voortbestaan bedreigd. Boswachters zien ook minder zeldzame vlinders en minder voor vennen typerende libellen, zoals de venwitsnuitlibel. gevlekte witsnuitlibel, hoogveenglanslibel en noordse glazenmaker.
Op heel wat plaatsen was sprake van verzilting en verder achteruitgaande waterkwaliteit. Zo zijn ‘blauwalgblooms’, veroorzaakt door een overmaat aan nutriënten, nog steeds te zien. Natuurbeheerders moesten soms kiezen tussen twee kwaden: te vies water inlaten of natuur laten verdrogen?
Meteen start van structurele maatregelen
Om problemen in de komende jaren beter tegen te gaan, willen Natuurmonumenten, LandschappenNL en het Wereld Natuur Fonds dat onmiddellijk wordt gestart met de uitvoering van structurele maatregelen die effectief werken tegen verdroging. Daarbij mogen lastige keuzes niet uit de weg worden gegaan. De plannen zijn er al maar in de praktijk is nog te weinig verandering zichtbaar, merken de organisaties op. Zo wordt in de winter nog te veel water naar zee afgevoerd. Het is raadzaam om dit water op grotere schaal vast te houden en grondwater aan te vullen.
De natuurorganisaties roepen daarom provincies en waterschappen op meer ambitie te tonen bij water besparen en vasthouden en tegelijkertijd aan de slag te gaan met de versnelling van structurele maatregelen. Ook moeten strenge regels aan grondwatergebruik worden gesteld. Bij dit alles is regie van de minister van Infrastructuur en Waterstaat nodig.
Het is volgens de organisaties essentieel dat water een prominente plek krijgt in het Nationaal Programma Landelijk Gebied, om binnen vijf jaar de doelen van de Kaderrichtlijn Water voor zowel waterkwaliteit als -kwantiteit te halen. De sponswerking in het landschap kan weer worden teruggebracht met hydrologische bufferzones rond natuurgebieden en klimaatbuffers.
DROOGTESEIZOEN TEN EINDE
Het droogteseizoen dat op 1 april begon, is nu voorbij. Dat geldt in aanzienlijke mate ook voor de droogte, na de regenval van de laatste maand. Het niveau van ‘dreigend watertekort’ (niveau 1) uit het landelijk draaiboek is losgelaten en de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) hoeft niet meer bijeen te komen. Het landelijk gemiddelde neerslagtekort is gedaald naar momenteel 224 millimeter. Regionaal zijn er wel aanzienlijke variaties; het neerslagtekort is met ongeveer 300 millimeter het grootst in het oosten van het land.
Voor de wateraanvoer zijn er geen bijzonderheden, terwijl de maatregelen voor het tegengaan van de verzilting zijn komen te vervallen. Dat meldt de LCW in de update van de droogtemonitor. De grondwaterstanden zijn nog steeds laag, met name in het oosten en zuiden van het land, en de aanvulling zal nog maanden duren.
Vooral de natuur ondervindt hiervan hinder. De LCW laat net als de drie natuurorganisaties weten dat de situatie in diverse gebieden kritiek is, omdat er veel natuur verloren is gegaan door droogte. De beperkingen in het gebruik van oppervlaktewater en grondwater worden op steeds meer plekken opgeheven, maar zijn met name in Oost-Nederland nog van kracht.