Navigatie overslaan

Rekenkamer: te nauwe focus op het versterken van dijken alleen

De Algemene Rekenkamer heeft forse kritiek op het Hoog-waterbeschermingsprogramma

Kritiek

De Algemene Rekenkamer heeft forse kritiek op het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Op dit moment werkt de overheid aan een grote dijkversterkingsronde, die klaar moet zijn in 2050 en die ruim € 13 miljard (volgens de laatste inschatting 2023) kost. In 2009 heeft de minister van IenW besloten het waterveiligheidsbeleid te verbreden. Maar het is niet goed van de grond gekomen. In de praktijk richt de minister zich op dijkversterking. (Crisis)maatregelen die de gevolgen van overstromingen beperken worden nauwelijks toegepast. De kritiek die de Algemene Rekenkamer uit, is niet nieuw. Eerder klonk ze uit de monden van het College van Rijksadviseurs, de Deltacommissaris en het Planbureau voor de Leefomgeving. De Rekenkamer probeert in het rapport de oorzaken bloot te leggen door 25 van de 64 lopende dijkversterkingsprojecten tegen het licht te houden.

Dijkversterkingsprojecten

In de dijkversterkingsprojecten die de Rekenkamer heeft onderzocht, zien we dat dijkbeheerders maatregelen in de rivier en achter de dijk wel overwegen, maar dat deze vaak ook weer snel afvallen. In 65 procent van de projecten kozen de dijkbeheerders voor alleen maar dijkversterking. In 30 procent van de projecten werd dijkversterking gecombineerd met een kleine ‘riviermaatregel’, zoals het verhogen van de oever in de rivier om golven af te remmen of het aanpassen van de bemaling uit het (regionale) watersysteem achter de dijk om de waterstand in de rivier te verlagen. In 5 procent van de projecten die de Rekenkamer heeft onderzocht, maakten gevolgbeperkende maatregelen achter de dijk echt deel uit van de gekozen oplossing. Het ging dan bijvoorbeeld om het aanleggen van een (nood)overloopgebied of het aanleggen van een binnendijk.

Draagvlak & kosten

Waarom komen maatregelen achter de dijk moeilijk van de grond? Voor dijkbeheerders is draagvlak doorslaggevend. Als bewoners het niet eens zijn met het project, kunnen zij de dijkversterking flink vertragen. Dat levert risico’s op voor waterveiligheid. Dus zoeken waterschappen en Rijkswaterstaat naar oplossingen met veel draagvlak. En dit draagvlak ontbreekt vaak voor maatregelen achter de dijk. Naast draagvlak spelen kosten een belangrijke rol. Hier stuurt de minister sterk op. In het Hoogwaterbeschermingsprogramma staat ‘dat in 2050 alle primaire keringen op een sobere en doelmatige wijze zijn versterkt’. Binnen die tijdshorizon zijn dijkversterkingen in de regel het meest kostenefficiënt. Het ministerie van IenW heeft subsidies voor andere oplossingen, een ‘uitwisselingsbijdrage’, maar alleen als die leiden tot ‘vermeden kosten’. Dat vindt de Rekenkamer te beperkt in tijd gedacht, want Nederland moet ook na 2050 nog verder. De minister weet niet of dijkversterking de meest doelmatige keuze is op de lange termijn.

De Rekenkamer zag ook dat maatregelen achter de dijk alleen maar kunnen als beheerders samenwerken met provincies, gemeenten en andere partijen zoals Staatsbosbeheer. Dat kost veel tijd en overleg, en daarom gebeurt het vaak niet.

Conclusie

De Rekenkamer concludeert dat de minister werk moet maken van de uitwerking van meerlaagsveiligheid in zijn beleid, door verder vooruit te kijken, voorbij 2050. En hij moet breder kijken, voorbij de dijk, naar ‘waterkerende landschappen’ waarin bescherming tegen overstromingen een samenspel is van maatregelen voor, op én achter de dijk. Andere landen maken hier al werk van, dus het is mogelijk

Deze website maakt gebruik van cookies voor een optimale gebruikersbeleving. Lees onze cookieverklaring