Kappen met kappen in de uiterwaarden
Rijkswaterstaat is de laatste jaren soms vrij rücksichtlos bezig geweest om bomen en struiken in de uiterwaarden weg te halen. Vegetatie in de uiterwaarden wordt gekapt en gemaaid om centimeters opstuwing te voorkomen. Het Wereld Natuur Fonds, ARK Natuurontwikkeling, Bureau Stroming en Flows Productions zien een kans voor integratie tussen veiligheid en natuur.
De nieuwe Waterwet heeft het beoordelen en ontwerpen van de dijken flink veranderd en dat gaat ook op voor de ontwikkeling en het beheer van de rivieruiterwaarden.
Met de nieuwe veiligheidssystematiek is opstuwing uit te drukken in extra dijkversterkingskosten om in 2050 aan de Waterwet te voldoen. Uit onderzoek door HKV voor deze productie blijkt dat opstuwing door riviernatuur relatief weinig kost aan extra dijkversterking.
Met meer opstuwing kan de biodiversiteit omhoog en kunnen de beheerkosten omlaag. Bovendien geeft het meer vrijheid voor uiterwaardontwerp en beheer, voor bijvoorbeeld obstakels in de uiterwaarden.
Tot 2050 staan er projecten op de rol van 300 tot 400 miljoen euro per jaar in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, en 50 tot 100 miljoen voor natuurontwikkeling in en rond de grote wateren. Het Rijk wil wateropgaven beter integreren met elkaar en met ruimtelijke kwaliteit. Met dit onderzoek heeft dat veel meer perspectief gekregen.
Levende rivieren bieden ruimte voor hoogwater én ruimte voor riviernatuur.
De kunst zal zijn om tussen 0 en 50 centimeter opstuwing slim in te passen tussen de dijken: tegen zo min mogelijk meerkosten en met zo veel mogelijk baten.
Deze lage kosten zijn te verklaren door onbenutte ruimte in het sterk gefragmenteerde dijkensysteem. Deze ruimte komt vrij nu niet meer de waterstanden maar de faalkansen centraal staan en de sterkteopgave de hoogteopgave domineert. Op dit moment wordt de waterstand overal zo laag mogelijk gehouden, ook al is de bijdrage daarvan aan de faalkans maar klein. Voor implementatie van Verticale
Ruimte voor de Rivier spelen de nu lopende dijkversterkingen een bepalende rol, vooral langs de Waal.
Zowel de kosten als de baten liggen in de orde van slechts enkele miljoenen per jaar, voor 45.500 hectare uniek Nederlands landschap. Het debat zou dus vooral over niet-monetaire waarden moeten gaan: biodiversiteit en ruimtelijke kwaliteit.