Bevervriendelijke inrichting
Laat er geen misverstand over bestaan: in waterkerende dijken zijn gangen van bevers onwenselijk. Maatregelen daartegen zijn nodig. Maar ook daarbij geldt: voorkomen is beter dan genezen! Bevers kiezen voor zo’n locatie als er geen betere plaats voor handen is. Biedt de bever daarom een prettig, minder schadelijk alternatief in de buurt. Als dat een tegenoverliggende oever is, wordt deze eerder gekozen als daarop bomen en struiken mogen groeien.
Beverstroken
Wat goed werkt is het realiseren van ‘beverstroken’ langs minimaal één kant van watergangen. Dat is een strook van 5 à 10 meter breedte, waar gestopt wordt met onderhoud in de vorm van maaien en begrazing. Door die grond eenmalig aan het begin van de zomer open te scheuren zullen hier pioniersbomen als wilg, populier en els gaan groeien. Op (en in) deze oeverstrook zijn bevers welkom, ze zullen daar feitelijk het onderhoud op zich nemen.
Bever-buddy’s
Niets menselijks is de bever vreemd. In zijn ijver blijft hij maar doorwerken aan dam en burcht. Een steeds hogere dam kan tot ongewenste vernatting leiden. Een van de beste oplossingen is minimaal een keer per week checken of die dam niet te hoog is geworden. Door enkele takken weg te nemen kan diezelfde dam dan weer op een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht. De waterschappen hebben hiervoor echter niet veel tijd en menskracht beschikbaar. Door per locatie of regio te werken met gemotiveerde vrijwilligers kunnen zij als ‘bever-buddy’s’ deze taak op zich nemen. Het ligt voor de hand om in samenwerking met de Zoogdiervereniging en/of lokale natuurorganisaties hiervoor een netwerk op te zetten.
Beverprotocol
Deze adviezen bouwen voort op het Beverprotocol van Waterschap Rivierenland, de praktijkervaring opgedaan langs de beken in Voedselbos Ketelbroek en de adviezen van het Kenniscentrum Bever.