Cope-landschap is ontstaan tijdens de eeuwen van de grote ontginningen, tussen ongeveer 1000-1200. Vooral na de afdamming van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122 werden percelen ten westen van Utrecht uitgegeven aan kopers (vandaar het woord cope) om het land geschikt te maken voor landbouw. Dat werd gedaan door ontginningen - het graven van sloten, vlieten en weteringen, zodat het overtollige water in de polders kon worden afgevoerd. Dit had positieve en negatieve gevolgen. Positief omdat er meer voedsel beschikbaar kwam voor de groeiende bevolking in die eeuwen, er meer handel in agrarische producten kwam waardoor geld beschikbaar kwam voor onder meer het bouwen van die schitterende grachten en de Domtoren in Utrecht. Maar ook het prachtige open landschap, meanderende watergangen, knotwilgen en eeuwenoude boerderijen.
Uiteraard waren er ook negatieve gevolgen - de forse bodemdaling met name die op sommige plekken maakt dat er tegenwoordig een verschil is tussen de hoogte van het maaiveld van 6 tot 7 meter in vergelijking met het jaar 1000. Het huidige verdienmodel van intensieve landbouw is lastig te handhaven bij die maaivelddaling. Vandaar dat door een aantal agrariërs is overgegaan tot het dempen van sloten zodat grote landbouwmachines efficiënter kunnen uit rijden in bijvoorbeeld het natte jaar. Maar dat is ook gebeurd zonder melding of vergunning. Vandaar dat HDSR een actief beleid heeft ingesteld om agrariërs die het dempen wellicht uit onwetendheid niet hadden gemeld, alsnog de mogelijkheid te geven door achteraf te legaliseren.
De Werkgroep Behoud Lopikerwaard zet zich in voor het behoud en de versterking van het eigen karakter van de Lopikerwaard en de naaste omgeving, op het gebied van natuur, landschap en cultuurhistorie, in samenhang met de leefomgeving. Zij maakten zich zorgen over het feit dat de cultuurhistorische waarde van de Lopikerwaard niet meegenomen wordt in de beoordeling van het achteraf legaliseren van de gedempte sloten. Op basis van hun signaal heeft Gerda Oskam namens Water Natuurlijk schriftelijke vragen gesteld.
Uit de antwoorden blijkt dat het waterschap vergunningen niet op cultuurhistorische kwaliteit toetst, enkel op de waterschapsverordening. De provincie toetst via de omgevingswet wel op die kwaliteiten, zoals de historische cope-structuur – maar als de provincie hier negatief op adviseert, heeft dat geen gevolg voor het verlenen van de vergunning voor het dempen van de sloten. Ergo, geen enkele overheid heeft de taak om de cultuurhistorische waarde van het cope-landschap daadwerkelijk te behouden,
Daarom stelde Gerda in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 19 februari wederom de vraag - hoe kunnen we het historische cope-landschap behouden?
Uit het antwoord van het college bleek dat onvoldoende duidelijk is geworden in de beantwoording van de schriftelijke vragen dat de toetsing van de provincie Utrecht van de cultuurhistorische waarde van het landschap wel degelijk van belang is. Het is aan de provincie Utrecht (of Zuid-Holland bij het cope-landschap in Zuid-Holland) om de kaders te stellen voor de vergunningverlening van de demping van de sloten.